

De eerste kwaliteit die nodig is, is durf.
Er moet een glasheldere set aan gestandaardiseerde kwaliteitsafspraken komen voor Jeugdhulp en Wmo. Transparante basisregels waar geen onduidelijkheid over kan be- of ontstaan. Standaarden die tegelijkertijd een einde maken aan het somtijds niet te ontwarren oerwoud aan bepalingen en eisen die nu vaak onnodig gedetailleerd is. De eerste voorwaarde daarvoor? Durven het te doen!
Van contractdiversiteit naar contractstandaardisatie
De discussie over contractdiversiteit, administratieve lasten en uitvoeringsdiversiteit is uiterst actueel. Gemeenten besteden veel tijd aan enerzijds het ontwikkelen van contractuele eisen die goed in een standaard zijn te vatten. Anderzijds zijn zij veel tijd kwijt aan het contractmanagement doordat zij voor de voorzieningen zoveel verschillende eisen stellen, beheren en handhaven. Voor aanbieders geldt dat zij steeds opnieuw in inkooptrajecten moeten controleren of en welke eisen veranderd zijn in een gemeente of regio. Zo ook, of voor dezelfde voorziening in verschillende gemeenten en regio’s wel of niet verschillende eisen gelden. Dit betekent dat gemeenten en aanbieders zowel bij het contracteren als in de uitvoering veel tijd spenderen aan het formuleren, beheren, operationaliseren en verantwoorden van deze eisen.
Verschillende onderzoeken wijzen op de negatieve effecten hiervan en op verschillende bestuurlijke tafels is dit probleem inmiddels geadresseerd. In de rapportage Sint (‘Maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet’) wordt benoemd dat “er een grote diversiteit bestaat in de uitvoering van de Jeugdwet wat bijdraagt aan hoge uitvoeringskosten en administratieve lasten”.
Inmiddels zijn er – na een zorgvuldige voorbereiding en in samenwerking met vertegenwoordigers van gemeenten, jeugdzorgregio’s en aanbieders – contractstandaarden Jeugd. Zij zijn in december 2022 door de Algemene Ledenvergadering van de VNG algemeen verbindend verklaard. In 2023 volgen naar verwachting soortgelijke standaarden voor de Wmo.
De contractstandaarden standaardiseren de niet-kernbedingen van inkoopcontracten voor jeugdhulp. Niet-kernbedingen zijn contractbepalingen die niet gaan over afbakening, beschrijving en/of definitie van in te kopen jeugdhulp, de daaraan te stellen kwaliteitseisen en de prijs van de jeugdhulp. Op dit moment standaardiseren ze dus enkel randvoorwaardelijke bepalingen.
Standaard voor Kwaliteit
Kwaliteit is op dit moment dus nog geen onderdeel van de contractstandaarden. Het contractbeheer voor gemeenten en aanbieders van Jeugdhulp en Wmo is hierdoor voor wat betreft bijvoorbeeld de kwaliteitseisen nog altijd een bijzonder arbeidsintensieve activiteit. Dit maakt ook dat zorgvuldig beheer van het beoogde kwaliteitsbeleid bij de huidige gang van zaken welhaast ondoenlijk is. Niet, omdat er geen aandacht is voor kwaliteit! Integendeel.
Het kader voor kwaliteit is vastgelegd in wetgeving; de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en Jeugdwet. Ook de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) kent een flink aantal kwaliteitseisen. Daarnaast zijn er kwaliteitseisen vastgelegd in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (Wmcz) en vele andere zorgwetten.
De oorzaak van de overmaat en het oerwoud aan kwaliteitseisen dat menig contract voor Jeugdhulp en Wmo kenmerkt ligt – anders dan de mythe wil doen geloven – niet in de landelijke wet- en regelgeving. 80% van de regeldruk en de daarmee samenhangende administratieve lasten wordt veroorzaakt door de patronen waarmee medeoverheden, inkopers, aanbieders en hun managers de wetten en regels naar de uitvoering vertalen en invulling geven.
Juist om kwaliteit de juiste aandacht en prioriteit te geven is standaardisering van de kwaliteitseisen daarom zowel mogelijk als nodig.
Kwaliteitsslag
Voor de toepasbaarheid, de uitvoering en de controle op kwaliteit is het belangrijk dat kwaliteitseisen eenvoudig en breed toepasbaar zijn. Ook is er bij gemeenten zowel als aanbieders behoefte aan vergelijkbaarheid. Dit bereik je alleen als gemeenten en aanbieders dezelfde eisen formuleren en gebruiken. We zien echter dat (samenwerkende) gemeenten – met de beste bedoelingen – aan wettelijk verankerde kwaliteitseisen een eigen draai en invulling geven. Juist daardoor komt de (controle op) kwaliteit onder druk en is er sprake van een onnodige administratieve last.
Eenvoud en eenduidigheid in de contractbepalingen over kwaliteit levert dus niet alleen een wezenlijke bijdrage aan het terugdringen van onnodige administratieve lasten. Het draagt vooral ook bij aan meer transparantie en het beter en transparant organiseren van zowel de naleving van als het toezicht op kwaliteit.
Van papieren tijger naar succesvolle praktijk
De kwaliteitseisen voor Jeugdhulp en Wmo zijn door de enorme wildgroei aan contractafspraken vooral een papieren tijger in de kast. Ze worden pas een echt sturingsinstrument, als wij – met de landelijke wet- en regelgeving als basis – ze weten samen te vatten in eenvoudige en eenduidige contractbepalingen en heldere instructies. Alle overbodige poespas moeten wij eruit halen. Dat helpt om het werk beter en reproduceerbaar uit te voeren.
Door zo de kwaliteitseisen eenduidige en transparant vast te leggen en te beheren hebben de contractpartners over en weer een goed beeld van de verplichtingen en de momenten waarop (intensieve) monitoring daarvan plaatsvindt. Zo ook kunnen zij van de papieren tijgers een levend instrument maken dat middels een audit of het gesprek daadwerkelijk bijdraagt aan doorleefde kwaliteit en het behoud en de ontwikkeling daarvan.
Norm voor verantwoorde werkverdeling
De norm verantwoorde werktoedeling biedt hiervoor een belangrijke kapstok. Onder verantwoorde werktoedeling wordt verstaan dat de aanbieder van zorg ‘verantwoorde hulp’ moet bieden. Dat doet hij door ‘de juiste professional’ (vakbekwaam en toegerust voor de te verlenen hulp) in te zetten op ‘de juiste plek’.
In de Jeugdwet staat dat alle aanbieders van jeugdhulp en jeugdbescherming de norm moeten toepassen. De norm draagt eraan bij dat kinderen, jongeren en hun ouders en verzorgers verantwoorde hulp krijgen.
Uitgangspunt is dat professionals geregistreerd zijn, tenzij de aanbieder aannemelijk kan maken dat de inzet van een niet-geregistreerde professional niet afdoet aan de kwaliteit van de hulp of aannemelijk kan maken dat de inzet van een niet-geregistreerde professional noodzakelijk is voor de kwaliteit van hulp (Besluit Jeugdwet, artikel 5.1.1. lid 2). Dat betekent ook dat niet alle taken in het jeugddomein alleen kunnen worden uitgevoerd door SKJ-geregistreerde professionals. In veel gevallen is dit niet nodig. Terwijl menig gemeente dat wel denkt of eist. Terwijl het Kwaliteitskader Jeugd al beschrijft wanneer een geregistreerd professional ingezet moet worden, en wanneer dit niet nodig is.
Daarom dus moet er een glasheldere set aan gestandaardiseerde kwaliteitsafspraken komen voor Jeugdhulp en Wmo. Transparante basisregels waar geen onduidelijkheid over kan be- of ontstaan. Standaarden die tegelijkertijd een einde maken aan het somtijds niet te ontwarren oerwoud aan bepalingen en eisen die nu vaak onnodig gedetailleerd is. De eerste voorwaarde daarvoor is: durf het te doen!
Over de auteur
De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als zelfstandig senior-adviseur werkzaam binnen het sociaal domein. Hij is ook een van de (zeven) Regioadviseurs die samen het landelijk werkende Regioteam Opdrachtgever-/opdrachtnemerschap Wmo en Jeugdwet vormen.