

Kom eens over de brug!
Vrijdag 13 mei 2022 stuurden Staatssecretaris Van Ooijen (VWS) en minister Weerwind (Rechtsbescherming) in een Kamerbrief hun visie op doorontwikkeling van het stelsel voor jeugdhulp. De inkt was nog niet droog, of er was alweer kritiek.
Goed nieuws
Volgens de media betekent de visie van het Kabinet het terugdraaien van de decentralisaties (2015). Volgens aanbieders is het een gotspe dat het Kabinet denkt aan de invoering van een eigen bijdrage voor jeugdhulp. Er is kortom, vooral aandacht voor dat waarover de verschillende spelers in het jeugdveld het met elkaar oneens zijn. En daarmee zitten we weer in dezelfde groef van tegenstelling en verzet. Dat is jammer, want eigenlijk is de Kamerbrief goed nieuws en brengt zij de toekomst in zicht met voorstellen die in hoge mate logische vervolgstappen zijn in de ontwikkeling naar een volwassen, krachtige en toekomstbestendige uitvoering van de Jeugdwet. Bovendien bestaat er, met hier en daar wellicht een ander accent, meer consensus dan verschil van mening over de aard en de richting van de voorgestelde doorontwikkeling.
Doorontwikkeling mogelijk
De visie dat hulp dichtbij en integraal aangeboden moet worden bijvoorbeeld staat nog als een huis. Tegelijkertijd is er de erkenning dat de vrijblijvendheid van het stelsel eraf moet: er is meer sturing nodig. Net als duidelijker kaders. Bijvoorbeeld in de discussie over regionalisering, contracten en in de verhouding Rijk en gemeenten. Daarbij is er het besef dat jeugdhulp niet het antwoord is op alle vragen rond opvoeden en er dus meer aandacht moet zijn voor de gezinscontext en de alternatieven voor formele hulp. Waarbij, bijvoorbeeld, samenwerking met het onderwijs essentieel is. Vanzelfsprekend is er ook aandacht voor de beheersing van kosten. Met een open oog voor de daarvoor benodigde implementatie-tijd en uitvoerbaarheid. Met de notie dat hiervoor een stevige inhoudelijke impuls in kwaliteit en innovatie nodig is.
De mening van anderen verrast ons, als zij met onze eigen mening overeenstemt.
Kijk eens met de bril van de ander
Wie dus zonder vooringenomenheid kijkt naar de voorstellen van het Kabinet, kan niet anders dan vaststellen dat er veel overeenkomsten zijn met de uitkomsten van de werkgroepen die door Rijk, VNG (lees: gemeenten) aanbieders, professionals en gebruikers (inwoners/cliënten) zijn uitgewerkt in het kader van de zgn. Hervormingsagenda Jeugd. De Hervormingsagenda Jeugd komt voort uit de bestuurlijke afspraken die de VNG en het rijk op 2 juni 2021 over de jeugdhulp hebben gemaakt. Hierbij is de uitspraak van de Commissie van Wijzen het uitgangspunt. Diezelfde uitwerkingen vormen ook in hoge mate de grondslag voor de voorstellen van de negentien organisaties van jeugdhulpaanbieders, cliënten en jeugdprofessionals in hun eigen inhoudelijke agenda voor de doorontwikkeling van het jeugdstelsel: “Onze jeugd verdient beter”. Elk van deze documenten benoemt en adresseert dezelfde uitdagingen en opgaven voor de verschillende spelers:
- Rijk/Gemeente
- Reikwijdte Jeugdwet
- Afbouw residentiële jeugdhulp
- Toegang
- Administratieve lasten en contractering
- Regionalisering
- Aanbieders/professionals
- Inzet op professionalisering
- Kwaliteit
- Juiste inzet personeel in tijden van schaarste
Bureaucratie terugdringen
Kijk bijvoorbeeld eens naar de voorstellen om door contractstandaardisering stevig werk te maken van het terugdringen van de administratieve lasten. Die bureaucratie is een geld- en arbeidskracht verslindende doorn in ieders praktijk. Of de suggesties om voor de specialistische vormen van jeugdzorg de juiste schaal te zoeken voor de borging van een sluitend zorglandschap. Het is voor alle spelers evident dat dit beter kan en dús moet. En ja, dat vergt robuuste sturing, verankerd in een daarop aansluitende congruentieverplichting. Het wettelijk verankeren van die congruentieverplichting is de essentie van robuuste samenwerking en sturing. En dan zijn wellicht meer wegen om te komen tot robuuste regio’s dan de twee varianten die nu in beeld zijn: de schaal van de Veiligheidsregio’s of het verminderen van het aantal Jeugdregio’s door opschaling ervan. Kortom, ook hier liggen ruime kansen om tot een passend vergelijk te komen.
Proportionele marktwerking
De opmerkingen over de doorgeschoten marktwerking binnen het sociaal domein en de véél te bureaucratische en ingewikkelde procedures rond aanbestedingen zullen gemeenten én aanbieders aanspreken. Net als de aandacht die er is voor de aanpak van fraude en misbruik door steeds weer en meer nieuwe aanbieders, vaak van bedenkelijke kwaliteit, die als paddenstoelen uit de grond schieten. De zorg heeft minder markt en meer samenwerking nodig. Anders houden we het niet vol. Dat vindt iedereen. En samenwerking, nee, dat gaat niet vanzelf, maar moet ingebakken zijn in de manier waarop we de zorg met elkaar organiseren.
Kennis en kunde vooraan
Ook de aandacht die de Kamer geeft aan de wens om te komen tot verdere versterking van expertise, kennis en kunde bij de lokale wijkteams is geen breuk met de eerdere decentralisatiegedachte. Integendeel, vanaf het begin (2015) is duidelijk geweest dat de meest ervaren (ervaringsdeskundige-)deskundigen en professionals aan de voorkant van het stelsel gepositioneerd moeten zijn. Wij hebben – niet zelden uit misplaatste kostenoverwegingen – alleen verzuimd dit ook daadwerkelijk te realiseren.
Soortgelijke kanttekeningen zijn te maken bij de keuzes die het Kabinet maakt bij de doorontwikkeling van de jeugdbeschermingsketen. Die keten is zo ingewikkeld en geschakeerd vormgegeven, dat het werkplezier van menig jeugdbeschermer niet allen gefrustreerd, maar zelfs doodgeslagen wordt. Bovendien, en dat is nog kwalijker, worden de jeugdigen en hun ouders, zo niet vermalen dan wel ondergeschikt gemaakt aan allerlei bureaucratie. Met alle schadelijke gevolgen voor jeugdigen (geen passende ondersteuning) en medewerkers (hoog personeelsverloop en ziekteverzuim) van dien. Bij dat alles is iedereen er tegelijkertijd van doordrongen en overtuigd dat het beter kan en moet.
Samenkomen is een begin; bij elkaar blijven is vooruitgang; samenwerken is succes.
Verbinding maken
Ik schrijf deze waarnemingen met het doel van mijn rol en taak als Regioadviseur in het achterhoofd. Die is, om in dialoog de verschillende perspectieven van de spelers binnen het jeugdveld met elkaar te verbinden.
Het voeren van de juiste dialoog, zo leert de praktijk van alle dag mij en mijn collega’s, begint met naar elkaar luisteren. Waarbij de vraag aan elkaar: “Wat heb jij van mij nodig om jouw rol binnen de gezamenlijke opgave beter te kunnen vervullen,” zorgt voor de meeste verbinding. Er wordt vaak te gemakkelijk aangenomen dat een gemeenschappelijk doel betekent dat je ook een gezamenlijk belang hebt. Dat is niet waar. Iedereen heeft een eigen, uniek belang en die belangen zullen onderling verschillen. Juist door elkaars perspectief te verkennen en te erkennen, zijn er bruggen mogelijk. Zeker, als wij daarbij meer oog hebben voor dat, waar wij het over eens zijn, dan te kibbelen, soebatten of te ruziën over dat waarover wij van mening verschillen. Laat dat spel maar over aan de media, maar trap niet in hun valkuil: zij leven van slecht nieuws en het creëren van (vermeende) tegenstellingen.
Bij de aanpak van onderwerpen waar er verschil van mening is, is het zaak vast te stellen wie waar over gaat en dus verantwoordelijk is voor de uiteindelijk te maken keuzes. Vervolgens kunnen wij aan die speler(s) onze kanttekeningen en suggesties meegeven. Zo maken wij de balans tussen handelend vermogen en de beschouwende positie werkbaar.
Samenvattend
Anders dan velen ons willen doen geloven, bevat de Kamerbrief geen voorstellen tot een ingrijpende wijziging van de Jeugdwet. Wel schetst de brief een duidelijke doorontwikkeling van het stelsel. Waarbij er lessen worden getrokken uit dat wat de praktijk ons heeft geleerd. Over die lessen en de koers van bijstelling bestaat veel meer overeenstemming dan er verschil van mening is. Als wij dat willen zien, kunnen wij niet allen tempo maken met de doorontwikkeling, maar ook de verschillen van inzicht overbruggen. Daarbij is het aan tafel brengen van de verschillende perspectieven (financiers; Rijksoverheid, gemeenten e.d.), uitvoerders (aanbieders en professionals) en gebruikers (inwoners dan wel cliënten) meer dan helpend alleen.
Over de auteur
Auteur Peter Paul Doodkorte is één van de (acht) Regioadviseurs die samen het landelijk werkende Regioteam Opdrachtgever-/opdrachtnemerschap Wmo en Jeugdwet vormen. Het Regioteam ondersteunt gemeenten én aanbieders bij het werken volgens de bedoeling en opereert namens het Ketenbureau i-Sociaal Domein dat wordt aangestuurd door een Stuurgroep Hierin hebben naast de zorgbranches (Actiz, GGZ Nederland, Jeugdzorg Nederland, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en Valente) ook vertegenwoordigers vanuit de gemeenten, de VNG, en VWS, als stelselverantwoordelijke, zitting hebben. De regioadviseurs beschikken over een breed palet aan producten en diensten, instrumenten, opleidingen en praktijkvoorbeelden. Daarnaast hebben ze toegang tot een groot netwerk van experts, ervaringsdeskundigen en een rechtstreeks lijntje met ‘Den Haag’.
Samen werken we aan een krachtige en toekomstbestendige uitvoering van de Wmo en Jeugdwet.
Naast zijn regioadviseurschap, is Peter Paul Doodkorte senior-adviseur bij Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor overheden en organisaties werkzaam binnen het sociaal domein. Meer van zijn blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals