aardewerk

  • De vaas

Een vaas, staande tussen een heleboel andere vazen, bekers en schalen, vertelde op een dag aan haar lotgenoten haar levensverhaal, hoewel zij niet zeker wist of deze haar wel konden horen.

“Eerst”, zo zei ze, “was ik een deel van de aarde. Ik was gelukkig en volledig tevreden. Maar op een dag kwam er een man met een schep en maakte me los van de aarde. Dat deed pijn, heel erg pijn. Hij bracht me weg en gooide me op een hoop, in de hoek van een grote ruimte. Ik dacht: nu zal ik zeker met rust gelaten worden en vrede hebben. Maar ik had me vergist.

De volgende dag werd ik vermengd met water en fijngestampt. Toen deze kwelling voorbij was dacht ik: nu zal er eindelijk vrede zijn. Ik vergiste me weer, alsof er geen einde kon komen aan mijn ellende. Ik werd op een schijf gelegd en met razende snelheid rondgedraaid, twee handen grepen me vast en persten, duwden en knepen, het deed verschrikkelijk pijn. Ik werd tot een vaas gevormd.

Toen ik wat tot rust gekomen was, dacht ik dat ik het leed wel geleden had. Maar wederom was dit een vergissing. Het werd nog erger. Ik werd in vuur geplaatst en gebrand. Die pijn is nauwelijks te beschrijven. Ik dacht, erger kan het nooit meer worden. Maar helaas, dit was het einde nog niet.

Ik werd naar de markt gebracht, en mensen kwamen en gingen op mij kloppen en keken of er niet ergens een gaatje in mij was. Toen kwam er een maan, met een wonderlijke, stille glimlach; hij kocht mij en nam me meen naar zijn huis. Hij gaf mij water en dat gaf me het gevoel als of ik tot nieuw leven kwam – en toen plaatste hij een roos in mij. En vanaf dat moment kon ik spreken.”