
-
Eindstation Auschwitz
De herinneringen van de Joodse arts/psychoanalyticus Eddy de Wind (1916-1987) aan zijn kampleven in Auschwitz lezen als een gruwelijk verhaal én een tedere romance, met onzekere afloop. Het boek opent met de poëtisch klinkende vraag ‘Hoe ver is het naar die wazig blauwe bergen?’, waarmee de auteur de lokkende verte bedoelt waar twee geliefden nooit kunnen komen vanwege twee rijen hoogspanningsdraden en een hoge witte muur. Het boek eindigt met het visioen van de 28-jarige arts Hans van Dam over zijn vrouw Friedel. Haar beeld valt samen met die wazig blauwe bergen. Op dat moment weet hij niet of ze nog leeft.
Hans (zoals de schrijver zichzelf noemt in het boek) en de negen jaar jongere verpleegster Friedel uit Duitsland leren elkaar in kamp Westerbork kennen, waar ze trouwen. Op 14 september 1943 worden ze op transport gezet naar Auschwitz, waar Hans als verpleger in de ziekenbarak Block 9 werkt en Friedel als gevangene in het naastgelegen Block 10 voor vrouwen terechtkomt. Een aantal van hen wordt slachtoffer van de gruwelijke operaties van de SS-artsen Horst Schumann en Carl Clauberg. Gewaagd is het verzoek van Hans aan de Lagerarzt om Friedel als verpleegster in de ziekenboeg te laten werken, uit vrees dat ze door haar zwakke gezondheid afgevoerd zal worden. De Lagerarzt ‘die duizenden de dood had ingejaagd omdat ze ziek en zwak waren’, gaat akkoord. Volgens het naschrift van de familie De Wind is deze arts niemand minder dan de beruchte Josef Mengele. Dat is echter de vraag. De Wind zelf noemt hem nergens expliciet. Waarschijnlijk gaat het om Lagerarzt Fritz Klein, die de auteur wél vermeldt.
De Wind schrijft ingetogen en informatief, waardoor het effect van de gebeurtenissen op de lezer des te indringender is. Evenals Primo Levi gebruikt hij het begrip ‘muzelman’ voor een gevangene die ten dode is opgeschreven. Om te blijven leven moest je kunnen organiseren, geluk hebben en hulp krijgen van anderen. De grootste verschrikkingen in de crematoria hoort Hans van een Griekse professor die werkte bij het Sonderkommando. Als de Russen Auschwitz naderen gaat Friedel op transport naar Duitsland, terwijl Hans vlucht en zich schuilhoudt. Na de bevrijding van Auschwitz, deze week op de kop af 75 jaar geleden, treedt hij bij de Russen in dienst als arts voor de overgebleven Hollandse zieken in Auschwitz.
Vrijwel meteen grijpt De Wind zijn pen ‘om mensen te overtuigen dat dit echt gebeurd is’. Later gaat hij bij de psychiater Jan Bastiaans in therapie, behandelt zelf oorlogsslachtoffers en spreekt op internationale congressen. Al gauw na de oorlog vindt hij zijn vrouw ondanks zijn bange vermoedens terug in Nederland. In 1957 strandt hun huwelijk. Zijn naderende dood, een maand na een zwaar hartinfarct, brengt hem terug naar Auschwitz, overvallen door vreselijke angsten, net als Primo Levi.
Hoewel Eindstation Auschwitz al in 1946 en nog eens in 1980 werd gepubliceerd, is het nauwelijks bekend. Het boek ontbreekt in het omvangrijke Over kampliteratuur (2006) van Jacq Vogelaar, die daarin wel meer dan eens verwijst naar het werk van de Italiaanse schrijver Primo Levi (1919-1987). Ten onrechte: Eindstation Auschwitz doet geenszins onder voor Levi’s befaamde boek Is dit een mens (1947). Inmiddels is het boek in 25 talen en 100 landen verschenen.
- Eindstation Auschwitz. Mijn verhaal vanuit het kamp (1943-1945), Eddy de Wind, Uitgeverij Meulenhoff, 223 blz., 19,99 euro.