Diep onder de grond, aan het oog onttrokken, lag een donkere grot. Hij lag zo diep en verscholen, er was nog nooit licht in doorgedrongen. De grot had nog nooit licht gezien. Het woord ‘licht’ had geen betekenis voor hem. Hij kon zich niet voorstellen wat ‘licht’ zou kunnen zijn. Toen de zon hem op een dag een uitnodiging stuurde om naar boven te komen en hem te bezoeken, werd de grot nieuwsgierig. Hij nam de uitnodiging aan en toen de grot boven kwam om de zon te bezoeken, was hij stomverbaasd en verrukt. Vanuit zijn donkere opening zag hij voor het eerst het licht van de zon.

Als dank voor deze bijzondere ervaring en het feit dat de zon hem voor een bezoek had uitgenodigd, wilde de grot iets terugdoen en nodigde op zijn beurt de zon uit om een keer naar beneden te komen om hem te bezoeken, omdat de zon nog nooit duisternis had gezien.

Zo brak de dag aan dat de zon omlaag kwam en hoffelijk in de grot werd binnengelaten. En terwijl de zon de grot binnenging, keek hij heel belangstellend om zich heen, benieuwd hoe ‘duisternis’ eruit zou zien. Toen de zon alle hoeken van de grot had bezocht vroeg hij verwonderd: “Lieve grot, ik ben diep in je afgedaald, maar waar is toch die duisternis waar je over sprak?”

Een mooi verhaal en metafoor voor donkere tijden. Hoe belangrijk het is om ‘naar binnen’ te gaan en het licht daar te laten schijnen.