

De kleine herberg
Een man ging er op uit om de meester te raadplegen. In het stad waar de meester woonde vroeg hij de weg en men toonde hem een armoedige hut aan de rand van de stad.
In de hut stond slechts een gammel bed en een tafel vol boeken, waaraan een oude man zat te studeren. De reiziger was geschokt.
“Waar woont de wijze?” vroeg hij de oude man.
“Ik ben degene over wie je spreek”, zei de oude man. “Waardoor ben je zo in de war?”
“Ik begrijp het niet. U bent een beroemde wijze, met vele leerlingen. Uw naam is in het hele land bekend. Het lijkt mij niet passend dat u in een hut als deze huist. U zou in een paleis moeten wonen.”
“En waar woon jijzelf?” vroeg de oude man.
“Ik bezit een landgoed, een prachtig huis met kostbare meubelen.”
“En waar leef je van?”
De man legde uit dat hij in zaken was en twee keer per jaar naar een grote stad reisde, waar hij grondstoffen kocht, die hij naar zijn woonplaats liet brengen om ze daar aan de plaatselijke handelaar door te verkopen.
De meester luisterde aandachtig en vroeg hem waar hij, als hij in de stad was, placht te logeren. “In een kleine kamer, in een kleine herberg”, was het antwoord van de man.
“En als iemand je in die kamer zou zien, zou hij dan niet zeggen: Wat doet een welvarend zakenman in een kamertje als dit?”
“Mogelijk, maar dan zou ik zeggen: Ik ben maar korte tijd onderweg, dus meer heb ik niet nodig. Bezoek me maar eens in mijn echte huis, dan krijgt je iets heel anders te zien.”
“Mijn vriend, hetzelfde geldt voor mij”, antwoordde de meester. “Ik ben ook maar onderweg. Deze stoffelijke wereld is namelijk niets meer dan een tijdelijk onderkomen, een kleine herberg. In mijn echte huis, mijn innerlijke thuis, krijg ook jij iets heel anders te zien. Bezoek mij daar maar eens, dan zul je zien dat ik in een ‘paleis’ woon.