Ware grootte

• Van dezelfde orde

De meester legde eens aan zijn leerlingen uit: “God en de ziel van de mens zijn één. Zoals God in zichzelf bestaat, zo bestaat Hij in dezelfde orde van grootte in ons.” Eén van zijn leerlingen stond op en zei: “Meester, God is zo verheven. Hij heeft zoveel macht. Oneindige werelden bestaan binnen in Hem. Hoe kunnen wij zo groots als God zijn?” De meester zei: “Ik heb dorst. Hier is mijn kom. Wil je voor mij wat water uit de rivier halen?” De leerling ging en keerde even later terug met de kom vol water. De meester keek in de kom en zei: “Ik vroeg je toch om water uit de rivier? Dit is geen water uit de rivier.” “Oh, jawel meester. Dit is water uit de rivier,” zei de leerling. “Maar er zijn vissen in de rivier en ik zie geen vissen in dit water,“ zei de meester. “Er zijn schildpadden in de rivier, en ik zie geen schildpadden in deze kom. Er baden mensen in de rivier. Ik zie geen man in dit water. Hoe kun je dan beweren dat deze kom gevuld is met water uit de rivier? Ga terug en haal nu alsjeblief water uit de rivier.” Van zijn stuk gebracht zei de leerling: “Maar meester, dit is maar een beetje water, hoe kan het dan al die dingen die u noemde bevatten?” De meester keek de leerling rustig aan en zei: “Dat is waar. Mijn dorst is over, giet dit water maar weer terug in de rivier.” De leerling liep terug naar de rivier, goot het water erin en kwam met de lege kom terug. “En, zijn al die dingen die ik noemde nu weer wel in het water dat je voor mij hebt gehaald,” vroeg de meester. De leerling knikte aarzelend. “Juist. En de ziel van de mens is net als het water in de kom. Eén met God, één met de oneindigheid, maar in de mens is de ziel in een beperkte vorm aanwezig en daarom lijkt zij van God te verschillen. Toen je het water terug gegoten had in de rivier, bevatte dat water, samen met al het andere water van de rivier, weer vissen, schildpadden, koeien, schelpen, planten en mensen en alles wat zich in de rivier bevindt. Als jij je bewust wordt van je goddelijke ziel in je hart, zul je ook beseffen dat je één bent met de Oneindigheid. En zul je dus vervuld zijn van God in Zijn ware grootte.”