De brug over het ravijn

Nu even niet van dat benauwdeIk ben groot en jij bent klein’

“Cruciale jeugdzorgaanbieders dreigen weg te vallen”, kopte een artikel deze week. Om te vervolgen met de volgende conclusie van Hans Spigt, voorzitter van Jeugdzorg Nederland: “Als die organisaties wegvallen heeft dat direct gevolgen voor de meest kwetsbare gezinnen en jongeren, want er is niet zomaar een vangnet. Terwijl kleine aanbieders van eenvoudige jeugdhulp er ruime winstmarges op nahouden, dreigt een deel van de zogenoemde systeempartijen om te vallen.” Het artikel zette mij aan het denken.

Het artikel en alle berichten daarom heen roepen beelden op die nuancering vragen. Zoals dat geldt voor de suggestie dat kleine aanbieders zich vooral bezighouden met eenvoudige jeugdhulp. Of dat een kleinere aanbieder makkelijker gemist of vervangen kan worden binnen het systeem van de jeugdzorg.  Het zijn beelden en opvattingen die ik wel begrijp, maar die – onbedoeld en ongewild – de aandacht afleiden van dat wat ons echt te doen staat: de daadwerkelijke systeemsprong.

Het fundament van de jeugdzorg kent meerdere pijlers. De belangrijkste pijler wordt niet gevormd door organisaties. maar door de mensen die daar werken. De professionals. De mensen die met passie, inzet en doorzettingsvermogen en continuïteit in beschikbaarheid investeren in een langdurige relatie met kinderen, ouders en hun netwerk. Daar verandert de omvang van een organisatie niets aan. Bovendien, een ‘grote’ aanbieder kan op lokaal of regionaal niveau een kleine speler zijn. Terwijl een ‘kleine’ aanbieder juist daar een grote (systeem-)speler kan zijn. Cruciale jeugdzorgaanbieders zijn aanbieders waar mensen werken die het verschil kunnen maken in het leven van jeugdigen en hun ouders. Groot of klein doet er daarbij niet toe.

Een jongere helpen meer structuur in zijn leven te brengen. Of een jongere met een verstandelijke beperking en sterk agressief en ongeremd gedrag weer in staat stellen bij zijn ouders thuis te kunnen wonen. Het zijn opgaven die vandaag de dag zowel bij grotere als kleine spelers binnen de jeugdhulp terechtkomen. De kwaliteit van die ondersteuning – zo blijkt uit rapportages van de inspectie Gezondheidszorg & Jeugd – is in het algemeen voldoende tot goed. En ja, op onderdelen blijken er ook regelmatig verbeteringen mogelijk of nodig. Conclusies en aanbevelingen daarover treffen echter zowel de ‘grote’ als de ‘kleinere’ aanbieders.

Volgens Jeugdzorg Nederland helpen de 64 grote aanbieders de meeste kwetsbare kinderen. De branchevereniging, waarvan een groot deel van die 64 grote spelers lid is, spreekt van ”systeempartijen”: partijen die niet gemist kunnen worden voor de jeugdzorg in hun regio. ”Zij zorgen dat er crisisopvang is, regelen ook de pleegzorg en andere opvang van kinderen die door de rechter uit huis geplaatst worden”. Volgens de brancheorganisatie gaat een groot deel van het budget van gemeenten nu naar kleine, nieuwe aanbieders van jeugdzorg. Daardoor blijft er (te) weinig geld over voor complexe hulp.

Ik wil niets afdoen aan de conclusie dat de jeugdzorg kampt met financiële problemen. Het is alleen jammer als wij vervolgens niet verder komen dan een discussie over de al dan niet terechte verdeling van budgetten tussen grote en kleine aanbieders. Of denken dat wij dit probleem kunnen oplossen met – bijvoorbeeld – een tariefdifferentiatie bij de inkoop.

Verreweg de meeste jongeren in Nederland groeien gelukkig en gezond op. Een heel klein deel heeft echter grote problemen. Het gaat om kwetsbare jongeren met gedragsproblematiek – meestal in combinatie met een verslaving, psychiatrische problematiek en/of een verstandelijke beperking. Ze zijn vaak een gevaar voor zichzelf of hun omgeving. Deze jongeren helpen we nog niet altijd op een goede manier. We kennen allemaal de schrijnende incidenten. Soms hebben ze een naam (Alicia of Jason). Soms zijn ze anoniem.

Iedereen in de sector voelt de urgentie daaraan wat te doen. En geen enkele aanbieder, gemeente of professional kan dat in zijn eentje oplossen. Ze hebben elkaar nodig. Meer dan ooit. Gemeenten, Jeugdhulp, GGZ, VG, Gecertificeerde Instellingen, Raad voor de Kinderbescherming, Jeugdbescherming, Inspectie, kennisinstituten, wetenschap, jongeren, ouders en ervaringsdeskundigen: ze moeten de krachten bundelen en bereid zijn om een aantal (soms) onorthodoxe stappen te zetten. Stappen buiten de bestaande structuren en paden om.

We weten ook dat er te veel jongeren aangewezen zijn op zware (en dure) jeugdhulp, voor wie dat niet nodig was geweest als we eerder gezamenlijk anders hadden gehandeld.  En we weten inmiddels ook dat een (gesloten) uithuisplaatsing traumatiserend kan zijn. Dat jongeren met te veel andere kwetsbare jongeren in de groep zitten. Dat hun autonomie soms meer dan noodzakelijk wordt beperkt. Dat er soms geen of te weinig behandeling plaatsvindt. Dat er een te repressief klimaat bestaat. Terwijl de kwetsbare jongeren waar het om gaat vaak veel meer gebaat zijn bij behandelen, humaniseren, normaliseren, soms accepteren en includeren.

Jeugdigen hebben het recht om thuis op te groeien. Jeugdhulp vindt daarom thuis plaats, of, als dat niet mogelijk is, op een plaats die zoveel mogelijk op een gezin lijkt. De ontwikkeling dat steeds meer jeugdigen ambulant geholpen worden of in een kleinschalige voorziening (zo dichtbij huis als mogelijk) wonen juich ik dan ook toe. Dat laatste gebeurt in toenemende mate, maar dat kan beter en dat moet beter – ook al is dat niet eenvoudig. Want wij laten én nog veel te weinig zien dat het ook echt anders kan én bovendien faciliteren wij die beweging onvoldoende.

De gewenste fundamentele verandering – in organisatie en attitude – wordt beperkt door onze eigen fantasie en faciliteiten. Niet in de laatste plaats ook, doordat wij de beoogde transformatie binnen de jeugdhulp vormgeven met verouderde beheers- en bekostigingssystemen. Die wij ook nog eens belast hebben met een ‘bezuiniging vooraf’, waardoor de noodzakelijke financiële transitieruimte nu ontbreekt. De gevraagde, gewenste en door iedereen beoogde transformatie gaat nu eenmaal gepaard gaat met tijdelijke extra kosten. En juist het gebrek aan financiële ruimte daarvoor dwingt menig ‘klassieke’ of grote organisatie om te blijven doen wat ze deden. Omdat ze anders omvallen!

Die kloof dichten wij niet door een (financiële) tegenstelling tussen ‘groot’ en ‘klein’ te creëren. De brug die wij moeten bouwen vraagt het gebruik van de sterke en krachtige elementen van alle bestaande (organisatie) vormen, te bundelen en in te zetten voor de werkelijke opgave: het grootschalig organiseren (en borgen) van kleinschaligheid.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s