Er was eens een boom, een onbekende boom ergens langs de waterkant, en geplant door niemand weet nog wie. Hij leefde daar breeduit met vele takken. Hij droeg de forse stem van de wind, of de doodse stilte van de avondlucht.
’s Winters was het leven kaal en zwiepend op de harde wind en met zijn twijgen als toegeklemde vuisten vol nieuwe belofte, stond hij maar te wachten tot het lente werd.
Ga je gang, knipoogde dan de voorjaarszon, en dan kwam hij weer toe aan zijn oude, groene uitbundigheid: zijn takken liepen weer ui en schoten bloesem van ingehouden leven een lust voor de ogen!
En als de zomer kwam, maakte hij een donkere hand, gevuld met schaduw, gratis voor iedereen en soms een parapluie tegen de stromende regen.
Zo leefde die boom met al zijn takken jaar in jaar uit zijn krachten verbergend en ontplooiend, op en neer in telkens vier seizoenen.
Maar op zekere dag kwam er een man, gewapend met een mes. De takken hielden van louter schrik het ruisen in. Er was geen ontkomen meer aan: de mooiste tak werd afgesneden, en de man nam hem mee naar zijn huis. Een dode tak, voorgoed van de stam en uit het leven weggesneden. Weggevallen uit de schaduw van velen, onopvallend, en straks natuurlijk vergeten: wat is een tak over een hele boom?
Drie dagen later kwam die man weer terug, en de boom stond windstil van doodsangst met al zijn takken: wie treft vandaag het bittere lot?
Maar kijk, de man ging zitten aan de voet van de boom, en blies op de afgesneden tak, die hij zijn panfluit noemde. Hij speelde een lied, en de boom verstond: “Horen jullie mij? Ik leef! Lk leef! En meer dan ooit tevoren! lk leef! lk fluit! lk zing!”
- Van de hand van Jan van Opbergen
Hallo,
Kunt u mij misschien vertellen wie de schrijver is van het gedicht; De parabel van de panfluit?
Mvg Marianne
Zie onder het bericht: Jan van Opbergen