- Wanneer spaanders het werk overwoekeren zijn bezems gewenst
Ik denk dat ik de komende week een hoed koop. Een gaucho-achtige hoed. Samen met een rode Louis Vuitton-sjaal. En ik reken er op dat er wel een ijdel tuitende journalist te vinden is die dat te flamboyant vindt. Die meent dat een dienstverlener als ik eerst maar eens moet presteren, alvorens mij excentriek te gedragen. Ik zal hem dan vriendelijk toelachen. Het vervolgens vertellen dat ik die hoed niet voor mijzelf of zomaar op heb. Dat ik hem op heb om af te kunnen nemen. Uit diep respect voor onze mantelzorgers en hulpverleners!
Ik lees, luister en kijk met steeds meer tegenzin naar het werk van het Nederlandse journaille. De reden? In de eerste plaats de welhaast dolle jacht op een skoop. Een journalistieke (!) primeur die (politieke) commotie veroorzaakt. In de tweede plaats het feit dat commotie steeds vaker belangrijker lijkt dan feitelijkheid. In de derde plaats een kennelijke concentratie op wat écht onbelangrijk is. De bubbelbadperikelen van Dave Roelvink, de knieklachten van Patty Brard en – recentelijk – de hoed van voetbalinternational Depay.
Met als rechtvaardiging dat ‘dit’ is wat het publiek wil, kronkelen journalisten zich rond triviale nieuwsfeiten als rond een verrukkelijk feestbanket vol smeuïge gerechten. Journalistiek kan kennelijk bedreven worden door journalisten én door niet-journalisten; er is geen enkel verschil, want ze doen allebei journalistiek…Althans, zo noemen ze dat.
In plaats van de journalist die het nieuws een podium biedt, lijkt het vaker zo dat het (zogenaamde) nieuws de journalist een podium moet bieden. Het interview van Bert Maalderink met Memphis Depay over de (te?) flamboyante hoed van de voetbalinternational was het zoveelste tenenkrommend voorbeeld van een steeds doller draaiende nieuwsmachine. Wanneer zo’n onderwerpje geen nieuws is, dan maakt die machine er wel nieuws van, met enkele eenvoudige ingrepen. De kern van dat vraaggesprek? “Nee, jongeman, zo zijn we niet getrouwd: jij wint wedstrijden, dan zullen wij juichen, en als je dat niet doet, dan maken we je helemaal kapot, met je kapsones. Wie excentriek wil zijn, eerst moet excelleren.”
Nog afgezien van de terechte verbazing van de voetballer dat het dragen van een hoed door hem in Nederland al gezien wordt als flamboyant – en dus nieuws – is deze betutteling van een zich journalist noemende ijdeltuit onverdraaglijk. “Er zijn” – zeg ik welgemeend tegen Maalderink – “mensen, wie een hoed beter staat dan hun hoofd.”
Bovendien neemt het vertrouwen in de media door dit soort van egotripperij af. Volgens het CBS had in 2013 nog maar 32 procent van de bevolking vertrouwen in de pers. De kritiek: journalisten zoeken sensatie, weten te weinig, praten elkaar na en zijn bevooroordeeld.
Die toenemende trivialiteit van het nieuws en de brengers ervan zie ik – zeer tot mijn spijt en ergernis – ook terug in de berichtgeving over de zorg. Veel van de hedendaagse berichtgeving over de veranderingen die plaatsvinden in de zorg krijgen een negatieve bijbetekenis mee. Elke dag kun je ze in de krant lezen of op tv zien; reportages over bezuinigingen, over ontslagen, over fraude, over ruziënde aandeelhouders, over te hoge kosten, over medische fouten, over slecht functionerende administratiesystemen, etc.
De koppen lokken met titels die vertellen hoe fout iets is, wat de nadelen van iets zijn, hoe verpestend iets is, etc. Het lijkt allemaal gebaseerd op de illusie dat negativiteit smeuïger is; en dus meer lezers trekt dan positiviteit. Na lezing kan de conclusie geen andere zijn dan “zie je nou wel, het is allemaal niets”.
Het beeld dat hiermee van zorg en zorgverleners wordt geschetst is zowel onterecht als zonde. Net zo onterecht als de suggestie dat het dragen van een (flamboyante) hoed door een enkeling de oorzaak is van het falen van het Nederlands elftal in de afgelopen WK-kwalificatie.
Het kan aan mij liggen maar ik hoor te weinig mooie verhalen over de zorg. Dat werk is hartstikke goed en nuttig. En er gebeuren dagelijks duizenden leuke en goede dingen. Kleine en grote wondertjes waarvan we te weinig terug zien in de media. Daarbij heeft het er alle schijn van dat hulpverleners door de al maar aanhoudende stroom negatieve berichtgeving kopschuw worden en steeds meer onder tafel kruipen.
Ik denk dat zorgverleners – van mantelzorgers tot doctoren – hun schroom wat moeten laten vallen en ook aandacht in de media moeten vragen voor de mooie dingen. Omdat die mantelzorger, die jeugdhulpverlener, die verpleegkundige, die artsen, die thuiszorgmedewerkers, enzovoort, enzovoort dat verdienen. Gewoon, omdat zij op door hun dagelijkse inzet op individueel niveau heel vaak echte game changers zijn. Mensen die met een simpel gebaar, een beetje aandacht of een nieuwe invalshoek de situatie van en voor mensen positief kunnen veranderen.
Ik zou willen dat het ondermaats geknutsel rond triviale randverschijnselen de echte journalisten wakker schrikt. Gewoon, omdat dat creatieve aspect sluipenderwijs het journalistieke ambacht verstikt. Teveel spaanders overwoekeren in toenemende mate het echte vakwerk. Nieuwe bezems om dat vuil te vegen zijn daarom gewenst.
De portee van dit verhaal? Pure journalistiek is en blijft vakwerk. Net zoals dat geldt voor het werken in de zorg. Dagelijks zijn duizenden zorgverleners in Nederland actief om hulp en ondersteuning te bieden aan mensen die het nodig hebben. Natuurlijk gaat er wel eens wat fout. Goed fout ook, soms. En ja, dat mag dan ook aan de kaak gesteld worden. Maar niet door enkel de man of vrouw aan te vallen; of een randverschijnsel tot mediahype te maken. Doe dat door op de inhoud in te gaan. De context te duiden. Door tegenstellingen en tegengestelde belangen en gevoelens met elkaar te verbinden: met compassie als uitgangspunt.
Naast kennis en kunde is dat wat zorgverlening kenmerkt: oprechte compassie. Anderen behandelen zoals je zelf behandeld zou willen worden. Vanuit die gedachte wordt het vanzelfsprekend om de ander het beste te gunnen. Compassie en gunnen beginnen altijd met luisteren. Ja, telkens weer eerst luisteren en toetsen of je goed geluisterd hebt.
Voor al die mensen die dat dag in dag uit doen neem ik graag – en met respect – mijn hoed af. Met een flamboyante buiging.
Ben zeer onder de indruk van uw/jouw artikel. In dit kader kwam ik een citaat tegen, een stuk uit :“Inzicht en uitzicht”: van de hand van Joop den Uyl.
” Een mens kan evenzeer zeggen dat de staatsmacht niet is toegenomen, maar door de groei en de onderlinge verbindingen van de vijfde macht veeleer aangevreten. “.
Dit geldt voor politici in relatie tot de invloed van de pers. Beide partijen begeven zich in het centrum van de macht.
Als het gaat om het negatief afschilderen van personen (dat bekt zo lekker), kan je je afvragen of de betreffende journalist nog wel objectief bezig is. Hij dient feiten en meningen te kunnen onderscheiden. En roddels van waarheden, halve waarheden of onwaarheden en geruchten van klinkklare opgeklopte onzin. Als dit niet meer gebeurt, kan je van een fatsoenlijk en integer journalistiek gedrag nauwelijks meer spreken.
Bij het doorgeven van nieuws neemt de journalist de werkelijkheid zoals hij die aantreft en waarneemt als uitgangspunt.” Regelmatig berust die “waarheid” op zijn persoonlijke opvattingen.
Als het goed is streeft hij naar objectiviteit en belicht de voor en tegens, gebruikt toetsbare bronnen en relevante achtergronden en vermeldt die ook eerlijkheidshalve. De journalist hoeft zijn bronnen niet te vermelden..
Voorbeeld: iemand heeft heel veel goed werk verricht, maar gaat in de fout door een aantal bonnetjes foutief in te boeken. Deze persoon verandert door de, louter op dit feit alleen gefocuste, berichtgeving, in een draaikolk van negativiteit en loopt fikse reputatieschade op. Dat deze schade meestal onherstelbaar is, kunnen vele mensen die dit heeft getroffen nog wel navertellen, al thuis zittende op de bank, na intussen werk en huis, of wellicht ook zelfs de partner te zijn kwijtgeraakt.
Ook in de zorg gebeurt er van alles. Waar gaat het niet eens mis. ..Er vallen ‘spaanders’..Maar gaat ook zoveel goed. Zet terecht uw hoed maar af.
Nu loopt er een onderzoek naar mogelijke misstanden in de jaren 50/60 in de Jeugdzorg. Dat is niet per definitie verkeerd, zolang er niet geoordeeld wordt met de normen van nu, maar tegen de achtergrond en beperkingen die er in die verzuilde tijd nu eenmaal waren. Ook moet er in zo’n onderzoek kritisch worden gekeken naar alle actoren die soms geheel de verkeerde maatregelen namen en die de aan hen toevertrouwde jongeren behoorlijk hebben beschadigd. Is de journalistiek daartoe in staat?