- Hoe onbegrensd laten wij ons voor gek houden door de onbetaalbare houding van “wat de gek er voor geeft?”
Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft in op 18 mei 2015 een brief aan de Tweede Kamer benadrukt dat het op dit moment van groot belang is om het tempo hoog te houden bij het transparanter maken van de GGZ. ZN vindt het positief dat de GGZ-sector met veel goede initiatieven is gestart om de samenleving inzicht te geven in de kwaliteit van de GGZ-zorg. Ook vindt ZN dat de intensieve samenwerking tussen alle betrokken partijen goed verloopt. Wel wijst ZN erop dat de acties die momenteel gestart worden niet eerder dan 2017 de gewenste kwaliteitsinformatie zullen opleveren.
Wat mij betreft heeft ZN op een punt gelijk: het tempo van het transparanter maken van de GGZ moet hoog gehouden worden. Wat zeg ik: het moet als de sodemieter verhoogd worden. Gezien de huidige, beperkte aantoonbare kwaliteit én het ontbreken van een transparante productstructuur, maak ik mij zowel ernstig zorgen als druk over het voornemen van de minister om de GGZ in 2017 volledig risicodragend te maken voor de GGZ-kosten.
Waar mijn zorg en irritatie op gebaseerd is? Op de – te vaak voorkomende – houding van GGz-aanbieders die zeggen: “geef ons gewoon de macht (en het geld) en we regelen het goed voor de cliënt”. De blanco cheque die en het blinde vertrouwen dat (sommige) GGZ-aanbieders zo vragen is mij toch echt teveel van het goede. Natuurlijk – en gelukkig – zijn er ook witte raven onder de aanbieders, maar die zijn – helaas – eerder de spreekwoordelijke uitzondering.
“Om het maar heel bot te stellen: Dit kind is naar ons verwezen via de huisarts en de enige vraag die u (gemeente|PPD) dan mag stellen is: Is er een verwijzing van de huisarts ? Deze vraag mogen wij met ‘Ja’ of ‘Nee’ beantwoorden. In dit geval dus ‘Ja’ en daarmee houdt het op. De Gemeente geeft dan een beschikkingsnummer af en stuurt dat schriftelijk naar de hulpverlener en de ouders (eis vanuit een Gemeentewet). Daarna sturen wij een nota en betaalt de gemeente deze rechtstreeks aan ons.”
Bovenstaand bericht ontving ik deze week als reactie van een GGz-aanbieder. Het was een antwoord op een vraag van een medewerker van het sociaal team waaraan ik leiding geef. De betreffende gemeente heeft bij dat team de Toegang tot en de kwaliteitsbewaking – de zorginhoudelijke toetsing – belegd. Hiervoor bestaat het team uit gekwalificeerde en daarvoor opgeleide professionals. Zij weten en voelen zich verantwoordelijk voor goede ondersteuning net zo goed als een goede besteding van het budget en de inhuur van kwalitatief goede en bij de aard van de vraag en noodzakelijke zorg passende zorgverlener. Hierbij speelt de voorkeur van de cliënt/ouder nadrukkelijk een rol. Zij kunnen kiezen uit de door de gemeente/regio hiervoor gecontracteerde aanbieders. Wanneer door de toeloop bij een aanbieder cliënten met wachttijden worden geconfronteerd, stellen wij betrokkenen in de gelegenheid stellen om uit te zien naar andere aanbieder.
Als het sociaal team (of – zoals in dit geval – de huisarts) vaststelt dat tweede lijns zorg aangewezen is, wordt de aard en omvang (inzet van zorg) en het daarmee beoogde resultaat vertaalt naar een plan van aanpak (het persoonlijk plan). De aanbieder stelt dus feitelijk vast wat naar zijn/haar oordeel de vorm en inhoud van de behandeling is en het daarmee beoogde of te bereiken resultaat. Hij mag en zal dit oordeel mede baseren op de professionele protocollen en richtlijnen. Bij sommige verwijzingen het niet mogelijk op voorhand in te schatten welke specifieke ondersteuning geëigend is. Een logische start is dan (de bekostiging van) een nadere diagnose op basis waarvan – opnieuw samen met de client/ouders van de jeugdige – het persoonlijk plan bijgesteld of aangevuld kan worden.
Omdat het sociaal team verantwoordelijk is voor de kwaliteitsbewaking en het daarmee gemoeide budget wordt dit plan altijd getoetst door het sociaal team. Daarmee wordt ook de bekostiging van de verwijzing (door de huisarts) geborgd. In geval een huisarts voor een jeugdige – conform de Jeugdwet – een verwijzing doet, nemen zij die verwijzing voor de vervolgstappen dus als basis. Dit betekent ook dat mijn collega’s – als deskundige op hun vakgebied, moeten kunnen vaststellen met welke feitelijke activiteiten een cliënt het beste gebaat is en wat of het beoogde of gewenste resultaat van die inzet is. In het samenspel van cliënt/ouder – sociaal team – aanbieder richten mijn collega’s zich hierbij vooral op de beoordeling van de integraliteit van het totale pan van aanpak en bewaken zij of de cliënt weet wat de volgende stappen zijn, welke inzet daarmee is gemoeid en of de cliënt daarmee akkoord gaat. Op basis daarvan keuren mijn collega’s een persoonlijk plan goed of af. Het persoonlijk plan is in mijn gemeente meteen ook de beschikking.
Bij dit alles worden dus enkel en alleen professionals betrokken die bij de actuele hulpvraag van een jeugdige en zijn/haar ouders betrokken zijn. Professionals zonder eigen beroepsgeheim (zoals bijvoorbeeld assistenten, maatschappelijk werkers en dergelijke) die zo bij de zorgverlening betrokken zijn, hebben een afgeleid beroepsgeheim. Voor hen gelden dezelfde regels van het beroepsgeheim als voor BIG-professionals. Dit sluit ook aan bij de “Handreiking Beroepsgeheim – 6 stappen voor zorgvuldig handelen” van GGZ Nederland waarin staat te lezen: “De zwijgplicht geldt in beginsel tegenover iedere derde, maar niet tegenover de patiënt of overige zorgverleners die bij de actuele behandeling betrokken zijn. Doorslaggevend is de vraag of de hulpverleners betrokken zijn bij de actuele hulpverlening. “
Zoals bekend ben ik groot voorstander van het geven van meer ruimte aan professionals en meer werken op basis van vertrouwen vooraf. Dat alles overigens wel in combinatie met onafhankelijke checks en balances! De door mij gewraakte opstelling van de GGZ-aanbieders die van die ‘school’ zijn, maakt het niet alleen moeilijk om de inhoudelijke discussie met ze aan te gaan. Het maakt niet alleen een verantwoorde (financiële) werktoedeling onmogelijk. Het dreigt u en mij ook over te leveren aan een machtig monopolistisch bolwerk. Een bolwerk dat zonder checks en balances over uw en mijn (geestelijke) gezondheid en portemonnee kan regeren. En daar word ík gestoord van!
Dit is op GEZINSVORMEN.NL herblogden reageerde:
De GGZ (jeugd) moet geen carte blanche willen, maar samenwerken met anderen die hulp aan jeugd en gezin geven. Blog van Peter Paul Doodkorte maakt dit heel duidelijk.