Wanneer het onvoorstelbare toch waar blijkt!

Wij waren, ik ben, weg uit Ruinerwold

Vader Gerrit-Jan van Dorsten zag zichzelf als de leider van een sekte die de mensheid moet redden. Zoon Israel groeide met zijn broers en zussen op in het waanzinnige systeem van zijn vader, maar wist te ontsnappen. Daarover schreef hij een boek.

Het is wereldnieuws, op 13 oktober 2019. In een afgelegen boerderij in het dorp Ruinerwold, in Drenthe, blijken zes kinderen te wonen van wie niemand weet dat ze bestaan. Ze zijn na hun geboorte niet aangegeven, ze zijn nooit naar school geweest, ze leven volkomen geïsoleerd. Hun vader heeft ze altijd verborgen weten te houden en hun moeder – zij is in 2004 gestorven – deed daaraan mee. Maar nu is de oudste van die zes kinderen, Israel van Dorsten, 25 jaar, weggelopen en heeft in het plaatselijke café alarm geslagen. De politie is gekomen en de vader is aangehouden, op verdenking van onder andere vrijheidsberoving en mishandeling.

Er blijken nog drie oudere kinderen te zijn, die na hun geboorte wel geregistreerd zijn en wel naar school zijn geweest. Zij zijn een jaar of tien eerder weggelopen, maar hebben al die tijd niets durven zeggen. De vader, Gerrit-Jan, wordt ervan verdacht dat hij twee van hen seksueel misbruikt heeft.

Gerrit-Jan ziet zichzelf als de leider van een sekte die de mensheid moet redden van het kwaad. Hij leeft, zullen de vier oudste kinderen later in de documentaireserie De kinderen van Ruinerwold zeggen, in een fantasiewereld die bevolkt wordt door talloze geesten. En die geesten reïncarneren in hun moeder en in de oudste vier kinderen, waardoor de vader met hen kan praten. De twee seksueel misbruikte kinderen herbergen volgens hun vader de geest van hun overleden moeder en moeten doen alsof zij haar waren.

Tot een rechtszaak tegen de vader is het nooit gekomen. Op 4 maart 2021 verklaart de rechtbank in Assen het openbaar ministerie niet ontvankelijk voor vervolging. Door een beroerte in 2016 is Gerrit-Jan halfzijdig verlamd. Hij ziet slecht en kan alleen ongearticuleerde klanken uitbrengen. Geschreven en gesproken taal begrijpt hij nauwelijks en door dat alles is hij niet in staat om zich te verweren. Doorzetten zou een schending betekenen van het recht op een eerlijk proces.

Je kunt maar beter niet hopen als je zeker weet dat iemand nooit verandert.

Eenzame opsluiting

In zijn boek Wij waren, ik ben, weg uit Ruinerwold, dat donderdag is verschenen, beschrijft Israel van Dorsten hoe het voor hem was om op te groeien in het systeem van zijn vader. Hij vertelt over de eenzame opsluiting waaraan hij soms maandenlang werd onderworpen, over de eindeloze sessies waarin hij namens de talloze geesten in hem moest spreken, over de twijfel die hem bij het ouder worden steeds meer bekroop, tot hij zeker wist dat het allemaal onzin was wat zijn vader geloofde. Hij vertelt waarom het zo vreselijk moeilijk voor hem was om weg te lopen en hoe hij geteisterd werd door schuldgevoelens. Zijn familie is het enige wat hij heeft en wat zal er gebeuren als er een eind aan dat systeem komt? Wat gebeurt er met hém als duidelijk wordt dat híj de familie heeft verraden?

Wat hij ook beschrijft: hoe moeilijk het is om hulp te krijgen als hij toch doorzet. In september 2019 komt hij op het idee om een anonieme melding te doen bij de politie. Op de radio, waar hij ’s nachts stiekem naar luistert, heeft hij over die mogelijkheid gehoord. Het duurt dagen voordat hij het durft en als hij het eindelijk gedaan heeft, in de nacht, is hij doodsbang. Hoort hij al iets? Ziet hij op de beveiligingscamera’s rond de boerderij de politie al komen?

Maar er gebeurt niets, ook niet nadat hij drie weken later nog een bericht heeft gestuurd. Dan probeert hij het bij Slachtofferhulp. Om elf uur ’s avonds begint hij een chatgesprek op zijn telefoon. Die heeft hij stiekem besteld via de draadloze internetverbinding die hij stiekem tot stand heeft gebracht. De vrouw aan de andere kant kan hem niet helpen en verwijst hem naar Veilig Thuis. De vrouw die hij daar aan de lijn krijgt, kan hem ook niet helpen. De jongste van het gezin is achttien en Veilig Thuis is er voor minderjarigen. Ze verwijst hem naar team Welzijn De Wolden.

Het probleem was natuurlijk dat ik alles anoniem wilde houden.

Op 7 oktober 2019 om 23.27 uur mailt Israel team Welzijn De Wolden:

‘[…] Ik zit met het probleem dat ik over onze situatie (van mijzelf en mijn familie) wel wil vertellen, en uiteindelijk waarschijnlijk ook bij de politie wil melden, maar dat ik er alles aan wil doen om te voorkomen dat mijn familie of anderen om ons heen weten dat ik onze situatie door heb gegeven. […]’

De volgende ochtend om 9.48 uur krijgt hij antwoord:

Hallo, Bedankt voor uw verhaal. Het is duidelijk dat u in een lastige situatie zit. We willen graag met u in gesprek om de situatie te verduidelijken en uw verhaal te horen. […]’

’s Avonds stuurt hij een mail waarin hij namen, geboortedata en adressen noemt, een nauwkeurige beschrijving geeft van de situatie waarin hij leeft en uitlegt waarom hij niet langs kan komen noch kan bellen. En dan is op 9 oktober om 11.05 uur dit het antwoord:

‘Goedemorgen,

Gisteren heeft u via de mail contact gehad met mijn collega. Ik en mijn collega willen graag een afspraak met u maken voor een eerste gesprek. We hebben op dit moment twee opties wanneer dit zou kunnen, te weten dinsdag 15 oktober om 15.00 uur of woensdag 16 oktober om 16.00 uur. Wilt u aangeven wanneer u het beste uitkomt en welke locatie de voorkeur heeft? Wij zien uw reactie graag tegemoet.’

„Het probleem was natuurlijk dat ik alles anoniem wilde houden”, zegt Israel van Dorsten in een kort gesprek naar aanleiding van zijn boek. „En ik wist ook niet goed wat ik wilde. Maar het zou me superveel geholpen hebben als ze per mail met me in gesprek waren gegaan. En als ze hadden begrepen dat ik niet kon komen of bellen.”

Het is een van de redenen, zegt hij, dat hij dit boek heeft geschreven. Politie en andere hulpverleners kunnen er hopelijk iets van leren. „Misschien konden ze zich gewoon niet voorstellen dat het waar was wat ik schreef. Maar ook het onvoorstelbare kan waar zijn.” De mensen van Welzijn De Wolden hebben later tegen hem gezegd dat het niet zo had mogen lopen, zegt hij. Ze hebben hun verontschuldigingen aangeboden. Ook met de politie heeft hij er uitvoerig over gepraat.

Hieronder twee fragmenten uit Wij waren, ik ben, weg uit Ruinerwold.

In het eerste beschrijft Israel van Dorsten dat hij voor het eerst medium wordt. In het tweede hoe het ging op de avond dat hij alarm sloeg in het café in Ruinerwolde. Hij was daar toen al een paar keer geweest, in de nacht, maar hij had steeds niets durven zeggen. Hij had zich vreemd gedragen en was een keer dronken geworden. De barman had hem gewaarschuwd: „Ga weg of ik bel de politie.”

Fragment 1: Israel wordt medium

Sinds het overlijden van moeder bereidt vader het eten. Als het eten klaar is, voelt hij of ik goed genoeg ben om iets te krijgen. Twijfelt hij, dan vraagt hij het aan God. Het eten wordt door een luik naar boven geschoven, want contact moet zo veel mogelijk vermeden worden. Ik ben te vies.

Heel voorzichtig sluip ik dan vanuit mijn kleine hokje over de donkere zolder richting het eten. Muisstil, op vingers en tenen. Ik weet precies welke plankjes kraken. Elke losse balk weet ik feilloos te ontwijken.

De woonkamer is direct onder de zolder. Daar verblijft vader, dag en nacht. Hij mag mij niet horen. Laat hem alsjeblieft niet aan me denken! Uit ervaring weet ik: hoe minder interesse hij in me heeft, hoe beter.

Geen geluid maken is nog best een uitdaging. De ruimte ligt vol met typische zolderrommel. Via de kieren in de vloer schijnen een paar strepen licht uit de woonkamer op de dakpannen boven mijn hoofd. En er is ook dat ene kleine raampje in de hoek, ongeveer ter grootte van een hand. Het glas is zo vies dat elke lichtstraal al moedeloos wordt bij de gedachte daar doorheen te moeten schijnen. Een hoekje van het glas is gebroken.

Een paar keer per dag moet ik mijn behoefte doen. Dat kan alleen helemaal beneden in het pand, waar ik ook mijn waterfles kan bijvullen. De wc is geen probleem, daar is het veilig, maar om er te komen moet ik door de woonkamer, en daar zit vader. Ik blijf nooit onopgemerkt.

Bijna altijd ontlok ik bij vader een opmerking over de vieze, slechte energie die ik in de kamer breng. Soms is het erger (een hoop geraas en geweld) soms valt het mee (een enkele snauw waarna ik mijn leventje hervat in het lege, donkere hokje op de zolder). […]

Meer dan een maand gaat zo voorbij, tot die ene dag in juli. Die dag verandert alles. Er begint een nieuw leven voor mij. Het lijkt alsof de hemel opengaat.

Volgens mijn vader is het een grote overwinning: eindelijk ben ik er klaar voor. Ik heb de juiste keuze gemaakt door mijn liefde voor mijn moeder definitief aan de kant te zetten. Ik voel me euforisch, heb me in tijden niet zo goed gevoeld.

Ik weet precies wat ik moet doen. Ik weet wat me te wachten staat. Althans, dat denk ik. Ik heb mama en mijn broer talloze keren gezien in hun rol als medium. Nu is het mijn beurt. Het is 24 juli 2005 en ik ga zitten op de plek die vader me aanwijst, op een bankje midden in die kleine ruimte die als woonkamer fungeert.

Vader zit op ongeveer twee meter van mij vandaan. Tussen ons in staat een lage tafel: nog geen armlengte breed. […]

Ik sluit mijn ogen en leg mijn handen op mijn knieën. Het is een ontspannen houding waarin mijn lichaam zich opent voor de geesten. Zo zaten mama en mijn broer ook toen er geesten in hun lichamen kwamen. Vader vraagt me om te denken aan de geest die in mijn lichaam komt. Ik moet me voor hem openstellen. Dat is mijn enige taak, de rest zal vanzelf gaan.

Een uur lang zit ik met mijn ogen gesloten, mijn gedachten vrij. Ik voel de geest. Of toch niet? Ik weet het niet. Kan ik het wel? Twijfel en angst zijn constant aanwezig. Toch moet ik volhouden. Ik kan het. De geesten zullen door mij spreken. Dat is de enige weg vooruit.

Fragment 2: Vlak voor de ontsnapping

Voor mij is het tijd om gebedsrondjes te lopen, samen met een van onze honden: Wolf-Kout is zijn naam. Rond deze tijd lopen een aantal van mijn zusjes ook, dus heb ik weinig mogelijkheid om iets anders te doen dan daadwerkelijk rondjes lopen.

Het is zeven uur. Ik breng de hond naar binnen. Ik heb tien minuten om te checken of er berichten op mijn telefoon zijn. Niks nieuws. Buiten klets ik nog even met mijn zusjes. Daarna begin ik aan het volgende uur van rondjes lopen.

Mijn broertje komt naar buiten, totaal onverwacht. Ik moet naar vader komen, ik heb geen idee wat er aan de hand is. Het voelt niet goed, dit gebeurt nooit zomaar. Ik loop rustig naar binnen. Ik heb een vermoeden dat het over mijn telefoon gaat, al weet ik het niet zeker. Hoewel ik overstuur ben, voel ik me toch ook rustig; ik ben deze situatie inmiddels gewend. Als we binnenkomen, maakt vader een vragend gebaar, waarop iemand verduidelijkt: ‘Je hebt iets wat je verstopt, wat is het?’

Ik zie maar één mogelijkheid: de waarheid vertellen. Ik heb de telefoon in mijn zak, maar omdat ik hem niet meteen durf te laten zien, zeg ik dat ik hem in de schuur heb liggen. Ik loop naar de schuur om nog even na te kunnen denken, achter me roept iemand waar ik blijf, dus haal ik het toestel uit mijn zak, en overhandig hem aan vader.

Vader maakt meteen het gebaar dat ik had verwacht: drie vingers, daarna wijst hij naar buiten. Drie dagen geen eten en buiten blijven bidden, dat is duidelijk. Ik loop naar buiten in de wetenschap dat ik zo wel een knal zal horen, en inderdaad: ik hoor de schuurdeur opengaan en een paar hamerslagen. Mijn telefoon is kapot.

Ik ga buiten op het klimrek zitten om goed na te kunnen denken. Omdat ik Welzijn De Wolden alle informatie heb gegeven, inclusief ons adres, weet ik dat dit gevolgen kan hebben. Als de politie komt, zal iedereen weten dat ik dat veroorzaakt heb, aangezien ik een telefoon had die ik niet mocht hebben. Alleen al bij die gedachte lopen de rillingen over mijn lijf.

Ik denk na over de mogelijkheid van een nieuwe telefoon, maar dat is onmogelijk. Iedereen houdt mij in de gaten. Ik zie maar één oplossing: weglopen en naar de politie gaan. Als er geen manier is om hier uit te komen zonder dat mijn familie weet dat het mijn schuld was, kan ik er maar beter in één keer volledig voor gaan. ‘Dit is het dan,’ zeg ik zachtjes. ‘Dit is het dan.’

Israel van Dorsten werd na zijn ontsnapping een half jaar opgevangen in het gezin van twee hulpverleners in Friesland. Hij volgde een filmopleiding in Amsterdam en sinds september van dit jaar studeert hij sociologie in Utrecht. Hij woont op een studentenkamer. Zijn vader is ondergebracht in een instelling waarin hij geen last kan veroorzaken voor zijn kinderen en hen niet meer kan controleren.

Wij waren, ik ben

  • Israel van Dorsten
  • Nederlands
  • ISBN : 9789493304239
  • 304 blz.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s