Van contractdiversiteit naar contractuniformiteit

De organisatie rond de contractering van zorgaanbieders in het sociaal domein kan niet zonder regels. Hoe die regels eruit moeten zien en tot hoeverre zij mogen of moeten verschillen is een steeds pranger wordende vraag. Voor een passend antwoord op die vraag kunnen wij veel leren van (bijvoorbeeld) de Formule 1. Daar borgen strikte regels en gedisciplineerde kaders de ruimte voor én focus op (professionele) beleidsvrijheid voor teams en coureurs.

De discussie over contractdiversiteit is uiterst actueel. Onderzoek heeft blootgelegd dat de diversiteit aan gecontracteerd zorgaanbod en de hieraan verbonden afspraken de grootste veroorzakers zijn van de vermaledijde administratieve drukte. Productcodes zijn ‘slechts’ één aspect van contractdiversiteit. Andere aspecten zijn de productdefiniëring, samenwerkingsafspraken, voorwaarden Toegang, afspraken over informatie-uitwisseling, kwaliteit en juridische aspecten.  Naast financiële afspraken en de afspraken rond bekostiging, verantwoording en controle.

Wie in kaart gebracht ziet hoeveel tijd, geld en energie gemoeid zijn met het uitvoeren van de hieraan verbonden werkzaamheden, kan niet verbaasd zijn over de frustratie die deze mengelmoes van administratieve klussen met zich brengt. In het bijzonder aan de kant van de aanbieders van zorg. Elke gemeente of regio heeft zo zijn eigen specifieke en unieke vertaling van al deze aspecten. Zo vragen gemeenten naar verklaringen over gedrag van hulpverleners en naar de financiële gezondheid van de zorgorganisatie. Alleen, ze vragen het allemaal net even anders, waardoor aanbieders differentiaties in de administratie moeten aanhouden. Dat het administratieve proces tussen gemeenten en aanbieders vaak moeizaam verloopt, onvoorstelbaar veel tijd kost en verspilt en niet zelden ook nog een van slechte kwaliteit is, kan nauwelijks nog verbazen. Er is – helaas en werkelijk – sprake klutserij, oftewel professioneel amateurisme!

VOORBEELD CONTRACTDIVERSITEIT IN DE PRAKTIJK

Een landelijk werkende zorgaanbieder heeft een productportfolio van 1279 producten gecontracteerd bij 39 gemeenten. Eén van de producten is Jeugd-ggz behandeling (code 54002).

De zorgaanbieder heeft met 39 gemeenten/regio’s een contract gesloten voor dit product en heeft hiervoor 27 totaal verschillende contracten in uitvoering.

Bron: Ketenbureau I – Sociaal Domein

Contractdiversiteit voegt niets toe op inhoud en niet significant op sturing. Om die reden wordt de roep, een einde te maken aan de contractdiversiteit, luider. Echter, het aanpakken ervan is voor gemeenten ingrijpend. Zij beschouwen het al snel (en graag!) als inbreuk op hun beleidsvrijheid. Er is de afgelopen jaren dan ook al veel gezegd en geschreven over dit onderwerp en ik vrees dat dit ook in de toekomst nog het geval zal zijn. Tenzij het gaat lukken alle neuzen gericht en gefocust te krijgen op het doel, resultaat en het belang van contractuniformering. Dat kan, als de zorgbranches hun respectievelijke achterbannen verbinden op meedenken en meedoen. En dat, zo schat ik in, is nog de meest eenvoudige stap. Lastiger en uitdagender wordt het voor (het bestuur en de directie van) de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de VNG).

De VNG zal haar achterban wellicht nog weten te verbinden op het doel van contractuniformiteit. De echte uitdaging ligt in het moment waarop de opbrengst daarvan geborgd moet worden in en met besluitvorming. Hoe houd je al die kikkers tijdens een Algemene Ledenvergadering in de kruiwagen? Want heel wat leden (lees: gemeenten) willen hun eigen boontjes doppen en daarbij niet worden gedwarsboomd door ingrepen van hogerhand.

En toch, toch denk ik dat het (ook) de VNG kan lukken om rond het streven naar contractuniformiteit de boel bij elkaar te brengen en te houden. De opportuniteiten daarvoor liggen in ieder geval voor het oprapen. Want hoe verschillend gemeenten onderling ook zijn, één ding hebben ze gemeen: ze willen allemaal het beste voor hun inwoners. Bovendien vindt elke zichzelf respecterende gemeente dat de uitvoeringspraktijk in het sociaal domein eenvoudiger kan en moet. De ontwikkeling daarvan tot nu toe kunnen we omschrijven als een nieuwe manier van denken binnen een oude manier van organiseren. Contracten en contracteren weten wij inmiddels, zijn een middel, geen doel op zich en ook nog eens beperkt in termen van sturend vermogen. Er valt weinig mee te winnen, maar veel mee te verliezen.

Het belangrijkste argument is echter dat juist het uniformeren van het niet beleidsgevoelige contractdeel, de bedoeling van de gemeentelijke autonomie versterkt. Het vergroot en verlegt namelijk de focus en het vermogen van gemeenten naar sturen op kwaliteit en toegevoegde waarde voor de inwoners.

Natuurlijk, zeker in aanvang zal uniformering van het niet beleidsgevoelige contractdeel frustrerend kunnen zijn voor gemeenten. Vooral, omdat ze daarin nu zoveel vrijheid kennen. Echter, gemeenten die ernaar kijken met de gedachte dat, als de administratieve regels voor iedereen hetzelfde zijn, het echte verschil wordt gemaakt door de inhoudelijke keuzes (het beleid) en de professionele ruimte in de uitvoering, brengen weer zuurstof in het systeem. En naast die winst, zijn ook de administratieve lasten voor aanbieders én gemeenten aanzienlijk minder!

Daarom pleit ik voor snel doorpakken op het punt van contractuniformiteit. Want echte en professionele beleidsruimte vraagt om gedisciplineerde kaders! Het gaat daarbij om het inbedden en mogelijk maken en houden van de lokale beleidsvrijheid binnen een generiek en extern genormeerde standaard.

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte is senior-adviseur bij Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor overheden en organisaties werkzaam binnen het sociaal domein. Meer van zijn blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals
  • Peter Paul Doodkorte is een van de (acht) regioadviseurs die samen het landelijk werkende Regioteam Opdrachtgever-/opdrachtnemerschap Wmo en Jeugdwet vormen. Het regioteam opereert namens drie organisaties: Programma Inkoop en Aanbesteden Sociaal Domein, het Ketenbureau i-Sociaal Domein en Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd. Hiermee beschikken de regioadviseurs over een breed palet aan producten en diensten, instrumenten, opleidingen en praktijkvoorbeelden. Daarnaast hebben ze via deze drie organisaties toegang tot een groot netwerk van experts, ervaringsdeskundigen en een rechtstreeks lijntje met ‘Den Haag’.