
Beschikken tot je erbij neervalt: hoog tijd voor volwassen rechtsbescherming
In het sociaal domein is de beschikking uitgegroeid tot anker voor de rechtspositie, maar in de praktijk is het vaak meer een juridisch schrikhek dan een echte bescherming. In de curatieve zorg vertrouwen we op professionele standaarden, contracten en toezicht, zonder dat een patiënt ooit een minutieuze beschikking onder ogen krijgt – en toch voelt niemand zich daar rechteloos.
Waar komt dat beschikkingsdogma vandaan?
Binnen Jeugdwet en Wmo is het denken verankerd in het bestuursrecht: de gemeente neemt een besluit, de inwoner is “belanghebbende”, en dus hoort daar een formele beschikking met bezwaar- en beroepsmogelijkheid bij.
De financiering loopt via gemeentebudgetten, onder een vergrootglas van rechtmatigheidstoetsing, rekenkameronderzoek, accountantscontrole en ministeriële verantwoording; de beschikking is daar het primaire bewijsstuk van.
Rechtspraak en modelverordeningen hebben het belang van een concreet omschreven voorziening (aard, omvang, duur) keer op keer benadrukt, waardoor organisaties het zijn gaan zien als onmisbaar schild tegen claims en kritiek.
Kortom: de beschikking is minder een uitdrukking van vertrouwen in inwoners, dan een systeemantwoord op controle- en verantwoordingsdruk.
Waarom accepteren we in de zorg wél vertrouwen?
In de Zorgverzekeringswet wordt de rechtspositie primair geborgd via andere lijnen: contracten tussen zorgverzekeraars en aanbieders, het polisrecht, professionele standaarden en tuchtrecht.
Een verwijzing van de huisarts naar de specialist functioneert als “lichte beschikking”: geen uitvoerige tekst aan de patiënt, maar een helder signaal in het systeem: deze zorg is medisch geïndiceerd en mag geleverd en gedeclareerd worden.
De toets op doelmatigheid en rechtmatigheid vindt grotendeels achteraf plaats, via declaratiecontroles, materiële controles en toezicht, in plaats van via gedetailleerde individuele besluiten vooraf.
De huisarts redt het zonder beschikking – waarom wij niet?
De patiënt krijgt dus geen brief met “aantal consulten, duur per sessie, trajectdatum tot en met…”, en toch is de juridische en feitelijke positie stevig: via de polis, klachtenregeling, geschillencommissie en rechter.
De valse geruststelling van het beschikkingscircus
De blog “Het beschikkingscircus” legt een pijnlijk punt bloot: de formele zekerheid van een beschikking maskeert vaak een inhoudelijke onzekerheid over kwaliteit en resultaat.
Beschikkingen beschrijven keurige aantallen uren begeleiding, keren, hulp bij het huishouden, maar zeggen vrijwel niets over de vraag of het leven van de inwoner er daadwerkelijk beter van wordt. Het traject ernaartoe – melding, onderzoek, verslag, besluit – slurpt tijd en energie bij zowel professionals als inwoners, terwijl het echte gesprek over wat nodig is en werkt onder druk komt te staan.
De rechtszekerheid is vaak vooral papieren zekerheid: wie de weg kent, procedeert; wie dat niet kan, haakt af in formulieren en vaktaal. Zo ontstaat precies wat in de blog wordt getypeerd als valse zekerheid: het systeem voelt veilig, maar de inwoner niet per se.
Waar zit nu echt het verschil?
Het verschil tussen huisarts/specialist en Wmo/Jeugdwet zit minder in de morele waarde van rechtsbescherming, en meer in de gekozen systematiek van sturing en verantwoording.
In de curatieve zorg is de professional de primaire poortwachter en is het financiële risico grotendeels neergelegd bij de verzekeraar; het juridische verkeer speelt zich vooral af tussen verzekeraar en aanbieder.
In het sociaal domein is de gemeente tegelijk financier, poortwachter, normsteller én uitvoerder; de inwoner spreekt direct met “de overheid”, en dus is alles gejuridificeerd via besluiten, beschikkingen en bezwaar.
Waar de Zorgverzekeringswet vertrouwt op professionele normen en contractrecht, leunt de Jeugdwet/Wmo zwaar op bestuursrechtelijke zekerheid vooraf.
De illusie van zekerheid: wat een beschikking je níet vertelt.
Rechtspositie wordt zo op twee totaal verschillende manieren georganiseerd: in de curatieve zorg via systemen en checks achter de schermen, in het sociaal domein via papieren besluiten aan de voorkant.
Naar een volwassen rechtsbescherming zónder fetisj
Dat werpt de vraag op: als het in de curatieve zorg kan zónder beschikkingscircus, waarom houden we er in het sociaal domein dan zo hardnekkig aan vast?
Een steviger, maar tegelijk respectvolle lijn zou kunnen zijn:
- De rechtspositie van inwoners is wezenlijk en niet-onderhandelbaar, maar die hoeft niet samen te vallen met een over gedetailleerde beschikking.
- Het zwaartepunt kan verschuiven van “wat staat er in de beschikking?” naar “hoe zorgvuldig was het proces, hoe begrijpelijk is de informatie, en welke ruimte is er voor herstel als het misgaat?”
- De beschikking kan teruggebracht worden tot wat zij in de blog feitelijk óók is: een begrijpelijke bevestiging van een goed gesprek en een gedragen afspraak, met duidelijke routes als iemand het er niet mee eens is.
Daarmee blijft de rechtspositie overeind, maar raakt het beschikkingscircus zijn hoofdrol kwijt. En ontstaat ruimte voor wat in alle stelsels uiteindelijk bepalend is: goede op het juiste moment, voor een mens van vlees en bloed – niet voor een dossier.