
Maak van drempels een springplank
Samengevat
Denk en droom mee! Participatie is een veelbesproken term, vaak gebruikt in beleidsvoornemens om een sterkere, meer betrokken samenleving te creëren. Echter, ondanks deze nobele intenties, voelt een groeiende groep mensen zich afgeschakeld en buitengesloten. Thuiszitters, mensen met een beperking, eenzame jongeren en ouderen, werklozen, asielzoekers, en gezinnen in armoede ervaren dagelijks dat ze niet de nodige ondersteuning krijgen om echt mee te kunnen doen. Participatie gaat niet alleen over wetten en regels, maar over echte betrokkenheid, inclusie en het met hart en ziel samen bouwen aan een gemeenschap waarin iedereen meetelt. Het vraagt om vriendelijkheid, aandacht, en een luisterend oor. Het gaat om de simpele vraag: wat heb jij nodig om mee te kunnen doen? Alleen door elkaar te zien en te ondersteunen, kunnen we een samenleving creëren waar iedereen zijn dromen kan volgen en zijn potentieel kan vervullen. Meedoen is geen verplichting, maar een gedeelde vreugde en verantwoordelijkheid. Laten we samen bouwen aan een wereld waarin iedereen de kans krijgt om mee te doen en te schitteren.
Meedoen
Meedoen. We raken er maar niet over uitgepraat. Burgerparticipatie, overheidsparticipatie en de participatiemaatschappij. Participatie is hot. Als containerbegrip wordt het te pas en te onpas gebruikt voor het ‘verkopen’ van beleidsvoornemens van overheden. Gericht op het creëren van een samenleving, waarin burgers worden aangemoedigd om meer verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en elkaar. Het is een nobel en aantrekkelijk concept. Maar onder al die mooi verpakte participatieboodschappen lijkt vaak maar een motivatie te zitten: het beheersen van de kosten.
Het idee is dat door meer participatie en zelfredzaamheid de samenleving sterker en socialer wordt. Ondanks het algemeen erkende belang van participatie, komen steeds meer groepen in de kantlijn van de samenleving terecht. Voor velen is meetellen en meedoen vooral een wens. Ik noem, als voorbeeld en zeker niet limitatief bedoeld, de van onderwijs verstoken blijvende thuiszitters, mensen met een beperking, eenzame jongeren en ouderen, werklozen, asielzoekers en mensen met een laag inkomen of gezinnen in armoede. Zij ervaren dagelijks dat ze buiten de samenleving staan en niet de nodige ondersteuning krijgen.
Ben ik dan tegen participatie? Integendeel. Maar participatie laat zich niet afkondigen. Participatie, dat doe je – met hart en ziel. Omdat je weet, ervaart en voelt dat jij en de ander meetelt; omdat jij, net als de ander, meedoet!
De opgave
De participatiesamenleving, waarin burgers worden aangemoedigd om meer verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en elkaar, is een nobel en aantrekkelijk concept. Het idee is dat door meer participatie en zelfredzaamheid de samenleving sterker en socialer wordt. Echter, er zijn aanzienlijke uitdagingen verbonden aan dit concept. Voor zowel de mensen die niet goed in staat zijn om actief deel te nemen als zij die dat juist uitstekend kunnen.
Voor sommige groepen, zoals mensen met een beperking, ouderen, werklozen of mensen met een laag inkomen, kan de participatiesamenleving juist extra moeilijkheden opleveren. Zij kunnen moeite hebben om de verantwoordelijkheid te nemen of missen de middelen, het netwerk of de gezondheid om actief te participeren. Deze mensen kunnen hierdoor het gevoel krijgen dat ze buiten de samenleving staan en niet de nodige ondersteuning krijgen.
Daarnaast kan de participatiesamenleving leiden tot een vermindering van formele ondersteuning en zorg, wat nog meer druk legt op kwetsbare individuen en hun families. Dit kan resulteren in ongelijkheid en uitsluiting, waarbij de voordelen van de participatiesamenleving vooral worden ervaren door degenen die al over voldoende middelen en capaciteiten beschikken.
Kortom, hoewel de participatiesamenleving een aantrekkelijk idee is, moeten wij als samenleving en overheid ervoor zorgen dat iedereen, inclusief de meest kwetsbaren, kan participeren. Anders bestaat het risico dat de kloof tussen verschillende groepen in de samenleving alleen maar groter wordt. Bestaat het risico dat individuen of groepen van mensen maatschappelijk afgeschakeld raken.
Afgeschakeld zijn
In relatie tot participatie betekent “afgeschakeld zijn” dat iemand zich niet actief betrokken voelt of wordt bij sociale, economische of politieke activiteiten binnen een gemeenschap. Het impliceert een gevoel van isolatie, uitsluiting of onverschilligheid, waarbij de persoon niet meedoet aan of geen toegang heeft tot de mogelijkheden en bronnen die participatie bevorderen. Dit kan zich op verschillende wijze uiten:
Sociale Uitsluiting
- Wanneer iemand “afgeschakeld” is, betekent dit vaak dat ze zich sociaal geïsoleerd voelen. Dit kan voortkomen uit een gebrek aan sociale contacten, beperkte toegang tot gemeenschapsactiviteiten, of een gevoel van niet-geaccepteerd worden door anderen.
Economische Uitsluiting
- Economische factoren spelen ook een rol. Mensen kunnen zich “afgeschakeld” voelen als ze niet de middelen of kansen hebben om deel te nemen aan economische activiteiten, zoals werk, onderwijs of training.
Politieke Uitsluiting
- Politieke participatie is cruciaal voor het gevoel van betrokkenheid bij de gemeenschap. Mensen die niet stemmen, geen toegang hebben tot informatie, of geen stem hebben in beslissingen die hen aangaan, kunnen zich afgeschakeld voelen.
Psychologische Impact
- Het gevoel afgeschakeld te zijn kan leiden tot een verminderd gevoel van eigenwaarde, depressie en een gevoel van hulpeloosheid. Het kan ook leiden tot een negatieve spiraal waarbij de persoon steeds minder geneigd is om deel te nemen aan activiteiten.
De kunst van verleiding
Participatie is afgeleid van de Latijnse woorden pars (deel) en cipere (nemen). Het beoogt daarmee precies het tegenovergestelde van ‘afschakeling’.
Participatie is het ontginnen en ontwikkelen van passie. Participatie gaat over ‘durven dromen’. Successen delen én vieren. En ja, voor dat alles is moed en vertrouwen nodig. Anders kan het niet. Meedoen is een spel: je moet vertrouwen winnen én geven. Participatie begint met het besef dat je het alleen sámen kunt bereiken. Anders houdt het op.
Kortom: Participatie gaat over inclusie. In een inclusieve samenleving zijn mensen er met en voor elkaar. Niet, omdat het moet, maar omdat ze het willen. En dat begint met elkaar ontmoeten in een spel dat je samen speelt. Een vrolijk ritueel – gebaseerd op de kunst van het verleiden – waar beide partijen blij van worden. Het rare is alleen, dat ik nauwelijks beleidsnota’s kan bedenken die dat doen.
Drempels en obstakels
Terwijl wij als samenleving elkaar graag vertellen (of willen doen geloven) dat alle mensen meetellen en mee (moeten) doen, drijven wij niet zelden mensen, die dat niet kunnen, tot wanhoop. De oorzaak hiervan is dat wetten en regels – onbedoeld maar bezwaarlijk – ons vaak in de weg staan. Door en met systemen, regels en voorschriften, die vaker gericht lijken op het dempen van de problemen dan op het ontwikkelen van mogelijkheden. Deze observatie kent verschillende dimensies.
Bureaucratie en rigide structuren
- Veel systemen zijn ontworpen om stabiliteit en voorspelbaarheid te bieden, maar kunnen daardoor ook star en inflexibel zijn. Dit kan ertoe leiden dat ze problemen slechts tijdelijk oplossen zonder de onderliggende oorzaken aan te pakken.
- Bureaucratische processen kunnen innovatie en creativiteit belemmeren door een focus op naleving van regels in plaats van op resultaatgericht denken.
Korte Termijn Oplossingen
- Systemen zijn vaak gericht op het bieden van onmiddellijke hulp en noodoplossingen, wat belangrijk is voor crisisbeheer. Echter, dit leidt vaak de aandacht af van langetermijnstrategieën die gericht zijn op structurele verbetering en duurzame ontwikkeling.
Gebrek aan Participatie
- Systemen werken van top-down, waarbij beslissingen worden genomen zonder voldoende inspraak van de mensen die door deze beslissingen worden beïnvloed. Dit kan leiden tot een gebrek aan betrokkenheid en eigenaarschap, wat essentieel is voor echte ontwikkeling.
Afhankelijkheid
- Wanneer systemen te veel gericht zijn op het bieden van directe hulp, kunnen ze afhankelijkheid creëren. Mensen en gemeenschappen kunnen dan passief worden en niet gestimuleerd worden om zelf oplossingen te zoeken of zichzelf te ontwikkelen.
Kort door de bocht gezegd: we onderhouden de problemen, maar lossen ze niet op.
We onderhouden de problemen, maar lossen ze niet op.
Zo is – ondanks de leerplicht en de Wet Passend Onderwijs – het aantal leerlingen dat thuis zit in plaats van op school, ook dit jaar gestegen. Voor een deel gaat het om kinderen voor wie geen passende plek op school beschikbaar is. Maar het gaat ook om kinderen die thuiszitten omdat zij bijvoorbeeld slachtoffer zijn van pesten of discriminatie. De bedoeling van de Jeugdwet – het bevorderen van de opvoedcapaciteiten van ouders en de sociale omgeving – ten spijt, zien wij al jaren een stijgende lijn in het jeugdhulpgebruik. En ook de Wet Maatschappelijke Ondersteuning dreigt door een toenemende vraag onhoudbaar te worden.
Dit alles mag – wat mij betreft – niet tot de conclusie leiden dat wet- en regelgeving overbodig is. Integendeel. Wet- en regelgeving heeft een belangrijke rol in het bieden van een ondersteunend kader en om te zorgen dat iedereen gelijke kansen krijgt om deel te nemen. Dit stelt hoge eisen aan de overheid. Een verbindende overheid die voorbij het moeten – en het daarmee oplopende controle- en beheersdenken – ruimte creëert voor ontmoeting, lef, creatiekracht en potentie. Een overheid ook die eerst en vooral inzet op gedragsverandering. Gedrag dat verankerd is in een cultuur van betrokkenheid en solidariteit in de samenleving.
Vriendelijkheid, aandacht en een luisterend oor
In onze jacht op individuele ontplooiing en economische vooruitgang hollen juist betrokkenheid op elkaar en solidariteit steeds meer uit. Langzaam maar zeker kalft onze waardenvolle samenleving af naar een waardeloze samenleving. Een, waarin wij steeds minder samenleven. Het te druk hebben om naar elkaar om te zien. Een maatschappij waarin wij onze eigen droom leven, maar vergeten mee te denken en mee te dromen met die van anderen.
We spreken graag over onze rol of functie in de samenleving. Zijn trots op onze sociale netwerken en de connecties die daarmee zijn opgebouwd. We koesteren de vriendschappen en relaties die ons leven verrijken. Het is natuurlijk om hier trots op te zijn. Het geeft ons immers een gevoel van verbondenheid, steun, en voldoening. Het bevestigt dat wij meetellen en meedoen!
Echter, het is belangrijk om te beseffen dat niet iedereen diezelfde ‘rijkdom heeft. Terwijl wijzelf onze successen graag genieten en delen, lijken wij tezelfdertijd (steeds meer) Oost-Indisch doof en blind voor de vele signalen daarvan. Is het onwil? Ongemak? Of simpel een gebrek aan bewustzijn van de impact daarvan op het leven van anderen? En dat, terwijl wij veel voor deze mensen kunnen betekenen. Door het delen, uitwisselen en tot bloei laten komen van – soms verborgen – talenten en dromen. Wat het vraagt? Een beetje.
Vertel mij wat je nodig hebt
Mensen die om wat voor reden dan ook niet meer meedoen, doen dat niet, omdat ze niet willen. Het is vaak een gevolg van onvoldoende échte aandacht voor de ander. We zien wel de beer, maar niet de vluchtheuvel op de weg. Die ene, simpele vraag: wat heb jij nodig om (weer) mee te kunnen doen. Wat heb jij nodig om jezelf te ontwikkelen, om te worden wie je wilt of kunt zijn.
Wij benaderen mensen echter liever vanuit de rechtmatigheid van het gebruik van een regeling dan vanuit de vraag naar hun ontwikkeling. Het woord participatie heeft hierdoor een sterk economische connotatie gekregen.
Die ene, simpele vraag: wat heb jij nodig om (weer) mee te kunnen doen.
Meedoen gaat niet om de logica van het geld. Het gaat om de logica van de vanzelfsprekende wederkerigheid. Of, zoals Jos van der Lans dat mooi zegt: “Je kunt de participatiemaatschappij niet afkondigen. Bomen groeien niet als je er aan de bovenkant aan gaat trekken, maar ze groeien als je er een goede voedingsbodem onder legt.”
De drempel springplank maken
“Volg je dromen, je doel, je gevoel, je idealen En staar je niet blind op dat wat niet lijkt te kunnen. Want het leven is meer, haal er uit wat erin zit.” Het zijn deze woorden die mijn vader – hij was onderwijzer – mij meegaf toen ik als vijftienjarige tegen zijn zin in de school voortijdig verliet om mijn eigen weg te gaan.
Het zijn dezelfde woorden die maken dat ik de overtuiging heb dat wij mensen kunnen ondersteunen bij het waarmaken van hun droom. Door te kijken naar wat kan. Door aan te sluiten op de passie, ambities en talenten van mensen. De dingen die hen energie geven en betekenen laten. Daarom ook geef ik mensen graag naam en gezicht. Want mensen helpen, dat doen systemen niet. Dat doen mensen!
“Volg je dromen, je doel, je gevoel, je idealen En staar je niet blind op dat wat niet lijkt te kunnen. Want het leven is meer, haal er uit wat erin zit.”
Toen ik destijds als vijftienjarige jochie begon als ober bij Van der Valk, en later broodventer werd in Nijmegen, kon ik niet bevroeden dat ik naast partner, vader en opa, eens directeur van een jeugdzorginstelling zou worden, wethouder van mijn gemeente, bestuurder, docent en sectorexpert.
Toch kwam het allemaal op mijn pad. Mede dankzij de mensen om mij heen. Mensen die niet keken naar mijn opleiding of theoretische kennis, maar mensen die in mij geloofden. In mijn overtuigingen en in mijn talenten.
Nu mag ik zelf dagelijks bezig zijn met creativiteit, in de vorm van het vinden van het juiste ‘kontje’ om mensen te laten meedoen en meetellen in onze samenleving. In een omgeving die maakt dat ik soms het gevoel heb ‘tegen de stroom in’ te moeten zwemmen. Tegelijkertijd is het diezelfde omgeving die mijn creativiteit stimuleert om van drempels een springplank te maken. Overtuigd dat het mogelijk is, nodig ik jou uit mee te bouwen aan een wereld waarin iedereen zijn dromen kan volgen en zijn potentieel kan vervullen en zo de kans krijgt om mee te doen en te schitteren. En neem ‘en passant’ ook hun leven, uitdagingen, opgaven en ervaringen mee. Het levert jou en die ander héél veel op!
Over de auteur
Peter Paul J. Doodkorte is zelfstandig adviseur en expert binnen het sociaal domein. Als één van de zeven regioadviseurs van het landelijk opererende Regioteam Opdrachtgever-/Opdrachtnemerschap Wmo en Jeugdwet, biedt hij gemeenten, aanbieders en cliëntorganisaties strategische, tactische en praktische ondersteuning bij het aanpakken van vraagstukken.
In zijn rol fungeert de regioadviseur als een ‘huisarts’: een laagdrempelig aanspreekpunt dat ondersteunt, faciliteert en waar nodig verbinding legt met specialisten. Met zijn brede kennis en ervaring houdt hij altijd ‘de vinger aan de pols’ en helpt hij betrokken partijen samen tot oplossingen te komen.
Het Regioteam maakt deel uit van het Platform Sociaal Domein en werkt nauw samen met het Ketenbureau i-Sociaal Domein. Dankzij deze samenwerking beschikt het team over een breed scala aan praktische tools, trainingen, instrumenten en inspirerende praktijkvoorbeelden. Daarnaast biedt het toegang tot een uitgebreid netwerk van experts, ervaringsdeskundigen en directe verbindingen met beleidsmakers in ‘Den Haag’.
Met zijn kennis, ervaring en netwerk draagt Peter Paul bij aan duurzame oplossingen binnen het sociaal domein en ondersteunt hij organisaties om met vertrouwen toekomstbestendig beleid te ontwikkelen.